top of page

VAN BROUWERSHUIS | LES TROIS ROIS
TOT ACADEMIE VOOR BEELDENDE KUNST

Het voormalige Brouwershuis, anno 2023 de Academie voor Beeld Stad Menen, gelegen in de
Bruggestraat 43 te Menen, prijkt sedert 12 oktober 1993 op de lijst van wettelijk beschermde
monumenten. Het huis vormde ooit de zetel van één van de belangrijkste brouwerijen in de regio
Zuid-West-Vlaanderen : 'Les Trois Rois’. Daarnaast bezit het gebouw een uitzonderlijke architecturale
historische waarde als exponent van de neorenaissancestijl in de rijke burgerlijke bouwkunst rond de
eeuwwisseling. Niet alleen de gevelpartij maar vooral de interieurs vormen een rijk en gaaf bewaard
geheel, dat getuigt van de verfijnde smaak van de opdrachtgever en het hoge vakmanschap van de
interieurdecorateurs.

HISTORIE

Het huis werd circa 1890 als brouwershuis opgetrokken door Adolphe Lannoy, die voor de Eerste
Wereldoorlog voorzitter was van de Belgische Brouwers. Ietsje later, in 1896, tekende architect René
Buyck de plannen voor de verbouwing van de brouwerij. Een bouwaanvraagdossier met bijhorende
plannen uit 1896 bevindt zich in de archieven van de stad Menen. Buyck (1850-1923) was provinciaal
architect van West-Vlaanderen. Hij ontwierp onder meer de kerken van Beernem en Zeebrugge. HeT
postgebouw en het Provinciaal Hof Le Brugge werd samen met stadsarchitect L. de la Censerie, die
tevens het Centraal Station van Antwerpen ontwierp, tot stand gebracht.


Na de Eerste Wereldoorlog verkocht Elise Dupont, weduwe van Adolphe Lannoy, het goed aan de
firma Vermeulen-Feneau. Ingenieur Léon Vermeulen had tijdens de Eerste Wereldoorlog fortuin
gemaakt met de productie van vleesconcentraties. Hij zou het huis in de jaren '20 verder verfraaien
onder meer door de aanbouw van een Venetiaans salon en het zogenaamde glazen salon. Volgens
mondelinge getuigenis zou deze laatste kamer overgeplaatst zijn uit een kasteel in Duitsland. In 1955
verkochten Aline Tranteseaux, Claude en Michèle Feneau hun aandeel in het goed aan Léon en zijn
zonen Marc en Paul Vermeulen. Zij verkochten in 1966 het goed op hun beurt door aan de Stad
Menen.

 

Aanvankelijk werden in 1969 zowel de Stedelijke Teken- en de Stedelijke Muziekacademie in
het gebouw ondergebracht. Later in 1974 vond de Academie voor Muziek & Woord Stad Menen een
onderkomen in het voormalig Yvonne Serruysmuseum, gelegen in de Yvonne Serruysstraat. De
Stedelijke Tekenacademie, inmiddels omgedoopt tot Academie voor Beeld Stad Menen, blijft tot op
de dag van heden gehuisvest in het voormalige Brouwershuis.


Het gebouw


De brouwerswoning omvat een half ondergrondse keuken en kelder, twee bouwlagen (de uiterste
traveeën drie). Een leien mansardedak bekroont het geheel. De brouwerswoning maakte deel uit van
een groot brouwerijcomplex, waarvan de eigenlijke brouwerij in de jaren 1968-1970 afgebroken
werd. Op dit terrein verrezen eind de jaren tachtig moderne ateliers voor beeldhouwkunst, keramiek
en schilderen. Een glazen sas verbindt deze ateliers met het brouwershuis. Een wandelpad en
toenmalige privé-parking voor de Academie realiseren de verbinding tussen de Bruggestraat en het
lager gelegen Brouwerspark.

 

Voorgevel


De bakstenen voorgevel bevat zeven traveeën van ongelijke breedte. De vijf midden traveeën tonen
twee bouwlagen. De uiterste traveeën daarentegen bevatten er drie. De zesde travee is een
poortrisaliet. De gevel is opgetrokken in een verzorgde neorenaissancestijl.
Het geheel rust op een natuurstenen plint voorzien van de nodige getraliede openingen voor de
halfondergrondse keuken en kelder. Gevel, ramen en risaliet zijn afgehoord met natuurstenen
negblokken. De ramen rusten op een doorlopende natuurstenen lijst, gevat in een rechthoekige
natuurstenen omlijsting met negblokken en een druiplijst. Ze zijn voorzien van een bakstenen
ontlastingsboog met natuurstenen diamantkoppen.
De twee uiterste traveeën vertonen een gelijkaardige uitwerking. De gelijkvloerse bouwlaag wordt
opgedeeld in twee boven elkaar staande vensters elk uitgerust met een middenstijl en traliewerk. Dit
geheel is gevat in een rechthoekige dito nis. Het poortrisaliet toont geblokte rechtstanden en een
natuurstenen rondboog met diamantkoppen. De verdieping bevat een houten erker afgedekt met
een kroonlijst op consoles. Zie ook het drieledige venster gevat tussen gecanneleerde zijlijsten en
bekroond met een architraaf. De voorgevel is afgelijnd met een uitspringende gootlijst rustend op
consoles. Deze wordt bekroond met twee bakstenen dakkapellen afgehoord met een trapgevel en vijf
houten dakkapellen met schilddak.

 

Interieur

 

Het gelijkvloers is toegankelijk via de beide inrijpoorten. De dienstinrijpoort gaf toegang tot het plein
voor de brouwerij en de aanleunende travee. De hoofdinrijpoort, bestemd voor privégebruik, bevat
een doorgang naar de travee met de diensttrap en het centrale woongedeelte. Beide hoektraveeën
zijn sterk verbouwd. Het centrale gedeelte met de eigenlijke woonvertrekken en de traphal blijft
daarentegen uitstekend bewaard. De aanbouw valt via een doorgangsruimte op de traphal te
bereiken.  De verdieping is toegankelijk via de diensttrap en de traphal. Deze bouwlaag bestaat uit een centrale
gang met bezijden diverse kamers. Deze aan de straatzijde zijn goed bewaard.


Koetsdoorgang

 

De muren van de koetsdoorgang zijn onderaan af geboord met een marmeren plint en verlevendigd
met panelen bovenaan afgehoord met een lijst In de eigenlijke doorgang vinden we twee
zijdoorgangen, recht afgedekt met een latei op volutenconsoles.
De linkse doorgang leidt via een trapnis met zes marmeren trappen naar de traphal. De rechtse
zijmuur van de nis is met een spitsboogvenster doorbroken. Dit vertoont een ojiefprofilering en bezit
een opgeschilderd voegwerk. Het glasraam toont een buitenrand met loofwerk en een centraal
motief met rolwerk om de tekst SALVE.
 

Traphal

 

De dubbele deuren zijn rijk uitgewerkt en drieledig. Het onderste derde bevat een rijk uitgewerkt
paneel met cassetten terwijl de twee bovenste telkens uit twee maal twee langgerekte
rondboogvormige glasramen bestaan.

 

Steektrap

De steektrap bestaat uit vier rechte stukken door bordessen gescheiden. Het Eerste stuk bezit drie
afgeronde treden. De tegentreden zijn sterk gemouleerd. De trappalen worden gevormd door een
baluster, gedeeltelijk besneden met acanthusbladeren, margrieten en bekroond met een Ionische
volute. De trapboom toont platte Ionische pilasters op hoge eenvoudige basementen met centraal
motief. Bovenop de uitgewerkte architraaf zien we de op de hoeken uitspringende gemouleerde
kroonlijst. De smeedijzeren gasverlichting op de palen is in Jugendstil uitgewerkt.
De trapstijlen bestaan uit balusters rustend op een kegelbasement en bekroond met een
kegelkapiteel. Een kegel bevindt zich in het midden van de stijl. In de achtergevel is een groot stenen
raam aangebracht met 3 lagen van telkens 7 glasramen afgedekt met gedrukte spitsboog. De
voorstellingen stellen in het midden de vier allegorische vrouwenfiguren van de vier seizoenen voor
samen met de wapenschilden van Vlaanderen, de Brouwersgilde en de Stad Menen. Dit glasraam
werd begin de jaren negentig volledig gerestaureerd.


De traphal is volledig gelambriseerd en dit tot op het vloerniveau van de eerste verdieping. Tussen de
bovenste en de onderste helft loopt een rondlopende fries met een Louis XVI-motief. Deze
geprofileerde lijst, die op voluten rust, is bekroond met om beurten kleine en grote kantelen voorzien
van een ronde dop.


Daarboven bevinden zich muurschilderijen met een mannelijke allegorische voorstelling van de gerst
alsook een vrouwelijke allegorische voorstelling van het vlas en met respectievelijk een geschilderde
voorstelling van een gerstveld met rivier, hooiland, de Leie met rootbakken en een veld met
vlasschoven. Deze schilderijen zijn het werk van Alfred Wallecan.
De rest van de wanden toont een imitatiebekleding met door elkaar gestrengelde renaissancerolwerk
met allerlei schuingeplaatste stadswapenschilden. De traphalvloer van parket heeft een
visgraatverband. Het plafond is opgebouwd uit moerbalken op consoles en kinderbalken. De
gemouleerde moerbalken zijn uitgerust met een uitgewerkte plantensculptuur in het zwartrand van
de balksleutel. Verder zien we de natuurstenen consoles versierd met een acanthusbladversiering en
met goud opgehoogd; de kinderbalken met eenvoudige houtmoulure en moulurelat tussen de balk
en de plafondafdekking. Mogelijk betreft dit pleisterwerk geschilderd in imitatie-eik.

 

Bibliotheek – oorspronkelijke eetzaal

 

De bibliotheek vormt een rechthoekige ruimte van 5,5 op 4,45 m. Deze ruimte toegankelijk via de
traphal, geeft zelf uit op het salon. Hier is op vandaag de directeur gehuisvest.

 

De muurbekleding bestaat uit een lambrisering en een imitatiegoudlederbekleding. De lambrisering
vertoont een drieledige opbouw met opeenvolgende rechthoekige panelen, waarvan de bovenste
gevuld is met imitatieleder in reliëf met voorstellingen van dolfijnen, hoornen des overvloeds,
grotesken en loofwerk. Daarboven komt een doorlopende fries in gelijkaardig imitatieleder. Het
geheel is afgewerkt met een geprofileerde lijst, die zowel de lambrisering als de deuren afboordt.
Boven de lambrisering zien we een imitatie goud lederen rand met daarop afbeeldingen van ranken,
vogels, dieren (apen, vlinders) , bloemen en druiventrossen. Een limpoon met een fijne in reliëf
uitgewerkte band met centraal pulli omringd met druiven, loofwerk, hazen, druiventrossen en
slakken, bevindt zich boven de twee dubbele deuren.

 

Boven de schouw, vervaardigd uit zwarte en rode marmer en uitgewerkt in een strakke
neorenaissancestijl, is een spiegel aangebracht, gevat in een lijst met een reliëfband.
De deuren bezitten aan de bovenzijde nog hun oorspronkelijk hand- en sluitwerk. De koperen
deurknoppen dateren van een latere periode. In de hoek is een kleine lift aangebracht voor het
aanbrengen van de schotels. Vanuit de kelderkeuken.

 

Het plafond vertoont een rondlopend karakter met cassetten in de hoeken opgevuld met een
roosvenster. De panelen tonen een gelijkaardige fries als de bovenkant van de lambrisering. De
overgang van hel plafondkader naar de muurvlakken gebeurt door middel van kleine consoles
bekleed met een acanthusblad. Het midden plafondvlak is beige geschilderd met gouden filet tegen
de rand, roodbruine en gouden takken rond de centrale cartouche. Vijf kleine gestileerde margrieten
in de randlijst sieren het centrale bruine roosvenster.

 

Salon


Hel salon bestaat uit een enfilade van drie ruimtes. De eerste twee ruimtes zijn van elkaar gescheiden
door een doorgang met een vlakke afdekking steunend op twee korte steunmuren, waarvan de
hoeken uitgewerkt zijn met twee pilasters met Ionisch kapiteel. Deze afscheiding wordt verlengd met
een traliewerk bestaande uit twee kleine en één grote zuil telkens met Ionische kapitelen. Het
onderste gedeelte van de schacht van de kleine zuil is met grotesken versierd. De dikkere zuil
vertoont een 8-kantige sokkel.
De ruimtes bevatten uitzonderlijk rijk uitgewerkte schouwpartijen met vrijstaande marmeren
kolommen, basreliëfs en brons inlegwerk.


Voorsalon


De wanden van het salon zijn afgewerkt met een lambrisering en behangpapier. Het onderste
gedeelte van de lambrisering bestaat uit ojief profilering, die panelen met opgetekende motieven
omgeven. Dit geheel is bovenaan afgehoord met een lijst met opgetekende renaissancemotieven.

 

De muurbekleding bestaat uit zwaar behangpapier met symmetrische motieven met
acanthusbladeren met rolwerk en ruitvormig maaswerk opgevuld met kruisjes.
De schouw is vervaardigd uit roosgrijs gevlekt marmer. In de onderste geleding vertonen de
schouwwangen met de drie half-kolommen laatgotische kenmerken. De schouwbank is belegd met
brons inlegwerk. In de haardwand bemerken we vierkante terracottategels met een cirkel motief
waarin twee vissen in rankwerk.


Het basreliëf in de schouw, ondertekend 'Jules Weyns 1890’ stelt putti voor tijdens de verschillende
fases van het wijn maken. Ook het plafond toont een uitzonderlijke rijke uitwerking. Zo worden de
vlakken verdeeld door horizontale en verticale banden met onderaan telkens consoles uitgewerkt als
koppen met verschillende gemoedstoestanden. De motieven, koordmotieven met kussen en
schelpen, en de koppen zijn in zilver geschilderd. De consoles onder de grote moerbalken,
vermoedelijk vervaardigd in bruin beschilderd pleister, stellen een muzikant, een architect en een
rechtsgeleerde voor. Het vlakke gedeelte van het plafond is in lange vlakken ingedeeld door over 45°
gedraaide kinderbalken. Boven de schouw zien we vier maal drie caissons voorzien van ronde
uitgewerkte toppen. Verder dient de aandacht gevestigd te worden op de twee rijk versierde
credenstafels aangebracht langs weerszijden van de schouw.


Middensalon


Een dubbeldeur verbindt het middensalon met de traphal. De deur is voorzien van een lijst en
bekroond met een timpaan waarop twee putti prijken met een ovaal medaillon met de afbeelding
van een draak op een achtergrond van rolwerk. Een roodbruine slof bekleedt de wand van de kamer.

 

De houten bovenlijst toont een zigzaglijn met ronde medaillons met afbeeldingen van schelpen en
kikvorsen. De schouw is opgebouwd in een strakke gefantaseerde klassieke stijl. In het bovendeel
merken we dubbele vlakke pilasters, bekroond met Ionische kapitelen en een architraaf. De vlakken
zijn belegd met ronde medaillons met schelpen bronswerk in de vorm van leeuwenkoppen.

 

Het plafond bestaat uit een groot octogonaal middendeel met vier hoekdriehoeken en een kleiner
octogonaal middengedeelte. Het groot middenstuk en de driehoeken tonen een
cameeënbeschildering op beige ondergrond met lier- en lintmotieven in de driehoek en allegorische
vrouwenfiguren in klassieke drapering en op Grieks-Romeinsgeïnspireerde slenen zitbanken op het
middenstuk. De motieven zijn telkens gescheiden door een dubbele uitgewerkte pijler met ertussen
bronzen urnen met vlammen.

 

Onder de plafondlijst bevinden zich gedrukte bogen die rusten op hoekconsoles. Het boogveld tussen
de gedrukte boog en de horizontale verbinding is beschilderd. De beschildering bestaat uit linten met
centrale carlouche met de namen :

 

"ANACREON, HORACE, HOMERE en ESCHYLE".
 

De parketvloer toont een visgraatmotief.
 

Venetiaans salon


Dit salon bestaat uit een rechthoekige ruimte van 6,17 op 4 men is in twee ongelijke delen
opgesplitst.

 

Boven de doorgangsdeur bevindt zich een fries in cloisonné techniek met de voorstelling van
fantastische vogels in groen en bruin op een gouden achtergrond.
Het zuidelijk deel op de vierkante plattegrond is afgedekt met een vlakke glazen koepel bestaande uit
gekruiste houten op de snijpunten ondersteund door kwartcirkelvormige kromhouten. Dit geheel
steunt op vier rondbogen met romaans-Byzantijnse kapitelen in grijs en goud. Deze tonen op de
hoeken telkens een grotesk met aan iedere zijde bladmotieven, die centraal een medaillon met
Davidster omringen. De zuilen, insnoerend naar boven toe en vervaardigd uit een gevlekt marmer
rusten op een ronde sokkel.

 

De doorgang naar het salon bestaat uit langs weerszijden twee door hoofdstel in beige marmer
gekoppelde groen marmeren zuiltjes met vlakke rijk uitgewerkte en beschilderde houten afdekbalk.
Het boogveld is gevuld met twee symmetrische houten schelpen afgehoord door een
halfcirkelvormige lijst. Mozaïeken in gekleurd glas vullen verder de plafonds, het boogveld en de
zuilen op. De motieven omvatten leeuwen, vogels, bloemen en medaillons met leeuwenkoppen.

 

In de aanpalende ruimte slaat een Byzantijns geïnspireerde brede manneren troon. De achterzijde in
wit marmer toont ingesneden en met goud belegde vlakken mei in het midden en op de hoeken
gouden salamanders op een blauwe achtergrond. De drie wanden van de ruimte zijn bespannen met
een schilderdoek waarop voorstellingen van zichten op Venetië prijken. De schilder, Alfred Wallecan,
toenmalig directeur van de Tekenacademie van Menen, voerde de werken uit in 1923. Een
huwelijksreis naar Venetië bezorgde hem alvast de nodige inspiratie. De schilder beeldde zichzelf af
op de gondel tegen de buitenmuur. Het mozaïekwerk werd naar verluid door Italianen opgeknapt.

 

De vloer is een veelkleurige marmermozaïek. De motieven bestaan uit in elkaar geweven cirkels. De
zijruimte toont een rechthoekig mozaïekpaneel met cirkels en driehoeken.


Glazen salon


In dit rechthoekig salon van 8,9 op 5,15 m is het afgerond plafond in cassetten verdeeld door elkaar
kruisende latten, die op de snijpunten met metalen knoppen met een uitgewerkt kruismotief versierd
zijn. In de caissons worden op glas beschilderde vogels (drie per caisson) afgebeeld.
Het cassettenplafond steunt verder op een uitspringende, rondlopende kroonlijst, die steunt op
U-vormige houten consoles, beschilderd met zwarte lijnen en schubben. Tussen de consoles is een
fijn houten traliewerk aangebracht. De kroonlijst steunt op pilasters. De tweeledige wand is in
panelen opgedeeld door rechte pilasterbalken rustend op weinig uitgesproken sokkels. Fijn traliewerk
siert de bovenhelft. De muur aan de tuinzijde is doorbroken door twee ramen en een deuropening,
die uitgeeft op een kleine veranda. Grillige dwarshouten delen de dubbeltuindeur op. De vloer is
bekleed met waaiervormig gelegde mozaïeksteentjes.


Salons eerste verdieping


Ter afronding van deze detailrijke bijdrage over één, zo niet hét mooiste gebouw dat de grensstad
telt, nemen we u nog eventjes mee naar de salons van de eerste verdieping.

 

In de centrale gang op de eerste verdieping wordt de wandversiering van de traphal verdergezet. De
muurbalk, die de kinderbalken draagt, rust op natuurstenen consoles met leeuwenkoppen. De stijl
van de kamers wijkt af van deze van het interieur. Hier werd een mengeling van Louis XV en Louis
XVI-motieven aangewend. De kamers zijn bovendien uniform wit geschilderd. De in een Louis XVI-stijl
versierde erkerkamer bleef het best bewaard.


Ze is toegankelijk vanuit de gang en biedt toegang tot de kamer links en rechts. Het plafond vertoont
een ovaal medaillon met rankwerk in de binnenlijst.

 


Bibliografie
1. GHEYSENS, Optie Monumentenzorg, onderzoek i.v.m. de Stedelijke Academie voor Beeldende
Kunsten te Menen, Sint-Lucas Gent, 3de architectuur, atelier c, april 1994.

bottom of page